Rond de middeleeuwen geloofde men dat er een geheimzinnige zee-eenhoorn rondzwom in de oceanen. Dit woest en gevaarlijke zeemonster bleek de narwal te zijn.
De zee-eenhoorn met de kennis van nu
Nu weten we dat de narwal (Monodon monoceros) geen mythische zee-eenhoorn is, maar een arctische tandwalvis is en nauw verwant is aan de witte dolfijn. Het dier wordt ongeveer 4 tot 5 meter lang en dat is zonder die bijzondere slagtand. De mannetje hebben een enkele lange slagtand die uit de linkerkant van de bek naar voren steekt. Deze tand kan wel 3 meter lang worden en heeft een spiraalpatroon van rechts naar links. Vroeger wisten we dit niet. We vond het dier eng en spannend en onze fantasie maakte dit dier tot een mythisch monster. Met name die slagtand van de zee-eenhoorn was een bron van allerlei speculaties. Die tand was zo sterk dat het dier er zelfs schepen mee kon doorboren! Nu weten we dat die slagtand een tastorgaan is en dat de tand gebruikt wordt om vissen mee te slaan en te verdoven zodat deze makkelijker gegeten kunnen worden. Bekijk hieronder een filmpje over de narwal.
De narwal een eng monster?
Kunsthistorica Marjolein Zijlstra is ook geïntrigeerd door de narwal en met name door die slagtand. Want die tand prijkt op vele historische afbeeldingen. Zijlstra besloot er onderzoek naar te doen naar en promoveerde in januari van dit jaar aan de Unversiteit van Leiden op een onderzoek naar die zee-eenhoorn. Het was iconografisch onderzoek. Zijlstra verzamelde zo veel mogelijk afbeeldingen van zee-eenhoorns. Van middeleeuwse miniaturen, gravures uit de renaissance en zeekaarten met zeedieren erop uit de Gouden Eeuw. Maar waarom dacht men dat de narwal een eng monster zou zijn?
Middeleeuwen
Dat komt door onwetendheid. In de Middeleeuwen wist men maar bar weinig van het dierenleven in de oceaan. Dat prikkelde de fantasie enorm. Men vond de zee erg gevaarlijk en afschrikwekkend. En er zou een bovennatuurlijke dreiging van uit gaan en ver weg in de oceaan zou de rand van het bestaan zijn. Eigenlijk de toegang is naar de onderwereld. Daar vind je de zeemonsters. De allerengste was Leviathan, het kronkelende zeemonster.
Kraamkamer van bijzondere schepsels
Ook geloofde men dat de zee extreem vruchtbaar was. Het was de kraamkamer van de meest bijzondere schepsels. Soms leken die schepsels zelfs op landdieren. Zo waren er zeewolven, zeebokken, zeezwijnen, zee-eenhoorns en er was zelfs een wezen dat eruitzag als een monnik en daarom zeemonnik werd genoemd. In feite ging het om een grote inktvis.
De zee-eenhoorn
Ook werd er zo nu en dan een zee-eenhoorn gesignaleerd in de oceanen. Het was de Franse monnnik Vincent de Beauvais (1190-1264) die de zee-eenhoorn als eerste beschreef:
Een enorme vis (of walvis) met een vervaarlijke hoorn op zijn kop, waarmee hij schepen kon doorboren.
De middeleeuwse afbeeldingen van de zee-eenhoorn zijn allemaal gebaseerd op verhalen en nooit op echte waarnemingen. Men wist eenvoudigweg niet hoe dit dier er precies uitzag. Daarom deden de meest onwaarschijnlijke en sensationele voorstellingen de ronde. Soms werd de narwal afgebeeld met met schubben of met de kop van een hond en soms met lompe hoorn en soms weer met een slankere hoorn. Later, vanaf het begin van de zestiende eeuw krijgen zee-eenhoorns de hoorn van de landeenhoorn op hun kop: een dunne, lange, sierlijk gedraaide (gespiraliseerde) hoorn.
Landeenhoorn
Men begon steeds meer te twijfelen aan het bestaan van de landeenhoorn. Nog nooit had iemand het dier namelijk gezien. Wel waren er hoorns gevonden. Die hoorns weden destijds vermalen tot poeder. Dit poeder was wondermiddel tegen een heleboel kwalen. Men begon er steeds meer van overtuigd te raken dat de hoorn bij een ander dier hoorde en niet afkomstig was van de mythische landeenhoorn, de Monoceros. De tand was afkomstig van de narwal.
Nicolaas Tulp en de narwal
Het is pas in de zeventiende eeuw dat men enig beeld kreeg van hoe zo’n narwal er in werkelijkheid uitzag. Dat kwam door de arts Nicolaas Tulp bekend van het medisch handboek Observationes Medicae (1641). Hij tekende in de 1651 een narwalschedel met tand. Zijn tekening klopte niet helemaal, want volgens hem had de narwal de tand op zijn snuit. Hij schrijft ook dat de hoorn van de narwal is en en niet van de landeenhoorn. Hij schrijft er het volgende over:
Soo is het echter buiten alle twijfel, dat meest alle hoorens die van de grote heren bewaert worden, niet so seer van een landdier als wel van een zeegedrogt zijn, wiens hoorn duregaens te vinden is, so in de Noordzee, als in IJsland, Groenland, ende andere naburige custen, ende stranden.
De zee-eenhoorn bestaat echt!
De narwal werd steeds vaker gespot in de oceanen. Dat kwam omdat men vanaf 1500 steeds meer Nederlandse schepen naar de Noordelijke IJszee voeren. Zeelieden kwamen terug met verhalen over de zee-eenhoorn die ze daar zagen. Dat waren natuurlijk narwals, walvisachtigen van zo’n vijf meter lang.
Magische eenhoornhoorns
Die magische eenhoornhoorns bleken dus de tanden te zijn van van mannelijke narwals. In de tijd van Karel de Grote werd hier al in gehandeld. De noordelijke leveranciers van de hoorns, en hun tussenpersonen, hadden er alle belang bij om de herkomst verbergen. Want een eenhoornhoorn was véél meer waard (namelijk twintig keer zijn gewicht in goud) dan de tand van lang een niet zo magische walvisachtige. Pure commercie hield de mythe dus in stand.
Narwaltand
Ook toen er betere waarnemingen kwamen en er zelfs een gravure gepubliceerd werd waarop anatomisch correct werd afgebeeld hoe de schedel en de tand met elkaar zijn verbonden, bleef men nog vasthouden aan het idee van een magische dierenhoorn. Op diezelfde gravure staat een mannelijke narwal met de hoorn op zijn snuit, terwijl op de afbeelding ernaast te zien is dat het een tand is die uit zijn bek groeit.
Einde aan de mythe
Pas in de achttiende eeuw is het afgelopen met de mythe van de eenhoornhoorn. Dat kwam onder meer omdat experimenten aantoonde en dat gemalen narwaltand geen medische wondermiddel was. Toch was het vreemd dat eenhoornpoeder tot in de twintigste eeuw verkrijgbaar in de apotheken. Overigens was dit poeder meestal niet afkomstig van de narwal, maar werd het gemaakt van de gemalen botten van willekeurige dieren.
De narwal: nog steeds een geheimzinnige zee-eenhoorn
We weten nog steeds maar bar weinig van de narwal. Waarom verstijft de narwal als er gevaar dreigt. Dit terwijl andere dieren juist vluchten of terugvechten. Bekijk het op onderstaand filmpje.
En met name over die tand bestaan nog veel vragen. Waarom is die tand er eigenlijk en waarom hebben vrouwtjes niet zo’n tand? En waarom hebben mannelijk dieren die tand maar aan één kant van hun gebit? En waarom gebruiken ze die tand niet in een gevecht? Dat is nog steeds niet goed opgehelderd. Pas zo’n twee jaar geleden werd een filmpje gemaakt van twee narwals die die tand gebruikten voor de jacht op vissen. Ze delen hun prooi er een flinke klap mee uit, waardoor de vis verlamd en ze de vis lekker snel kunnen grijpen.
Bronnen: DBNL, NRC, RUG, Universiteit Gent, Vintage News, Volkoomen